In deel 1 ontmoetten we schurkeboef Elisabeth Wiese en maakten we kennis met haar criminele Machenschaften. Ze probeerde haar man te vergiftigen en kinderen die aan haar waren toevertrouwd verdwenen spoorloos.
Dankzij een paar achterdochtig geworden moeders kwam in deel 2 de politie Elisabeth Wiese op het spoor en bleek dat je met haar strafblad een kamer kon behangen. Getuige na getuige kwam vertellen dat er met Elisabeth Wiese echt iets niet snor zat.
In dit laatste deel van deze miniserie over de Engelmacherin van St. Pauli ontdekken we wat de rechtbank van al deze aanklachten vond en hoe het is afgelopen met Elisabeth Wiese.
De kroongetuige geeft de doorslag
Uiteindelijk slaagde de politie er niet in harde bewijzen tegen Elisabeth Wiese te verzamelen. De politie schreef beloningen uit in de hoop de verdwenen kinderen terug te vinden, maar tevergeefs.
In de oven werden geen menselijke resten aangetroffen, en er waren vermoedens en geruchten, maar geen van de getuigen had met 100% zekerheid gezien dat Elisabeth zich van babylijkjes ontdeed.
Zo werd haar dochter Paula de kroongetuige in het proces. Het beeld dat ze voor de jury van haar moeder schetste was bepaald niet flatteus. In de rechtszaal had ze het enkel over ‘die Wiese’.
Elisabeth Wiese op haar beurt verwees naar Paula enkel nog met ‘die Person’.
Vorsitzende: Weshalb sagen Sie immer ‘Die Wiese’? Die Angeklagte ist doch Ihre Mutter?
Zeugin: Ich kann diese Frau nicht mehr als Mutter anerkennen.
(…)
Vorsitzende: Nun, Angeklagte, was sagen Sie dazu?
Angeklagte (sehr erregt): Was die Person hier gesagt hat, ist alles Lüge. Ich habe die Person nicht geschlagen, sie hat auch nicht in der Schröderschen Wohnung geboren. Die Person hat kein lebendes Kind geboren, sondern nur einen Umschlag gehabt.
Elisabeth Wiese doet nog een laatste poging haar hachje te redden
Eenmaal in voorlopige hechtenis probeerde Elisabeth te redden wat er nog te redden viel. Ze vroeg Frau Jürgens, die ook bij haar in onderhuur gewoond had, om tegen betaling een valse verklaring af te leggen. Als zij nou even kon verklaren dat ze haar huisbazin met levende pleegkinderen had gezien, en dat de kinderen vervolgens door hun sjieke adoptieouders waren opgehaald? Er zou toch niemand kunnen bewijzen dat het anders gegaan was…
Ze maakte echter de vergissing hetzelfde van een medegevangene te vragen, die haar vervolgens bij de politie rapporteerde.
Dit leverde Wiese een extra aanklacht, namelijk aanzetten tot meineed, op.
De rechtbank was vrij snel klaar
Het proces duurde vijf dagen. De officier van justitie Dr. Hollender klaagde Elisabeth Wiese begin oktober 1904 in Hamburg aan voor vijf geslaagde moorden, een poging tot moord op haar man, het prostitueren van haar dochter en aanzetten tot meineed in twee gevallen (Frau Jürgens en de medegevangene) voor de juryrechtbank.
Wiese hield vol dat ze onschuldig was en dat alle aanklachten apekool waren. Ze had op elke vraag en elke beschuldiging een weerwoord, maar geen van haar verklaringen hield stand.
Ze probeerde een zekere Frau Miosga twee babymoorden in de schoenen te schuiven in verband met een zak rottend vlees op haar zolder, en had meerdere andere wilde verhalen over hoe niet zíj degene was die de baby’s zoekgemaakt en zelfs vermoord had, maar de (adoptie)ouders van de baby’s.
Getuigen konden al haar wilde vertellingen weerleggen.
De veroordeling van Elisabeth Wiese
Langzaam begon duidelijk te worden dat meerdere baby’s die aan Elisabeth Wiese op mysterieuze wijze verdwenen waren en Wiese niet overtuigend kon verklaren wat er met deze kindertjes gebeurd was. En dat niet alleen, dr. Hollender, de aanklager, vermoedde zelfs dat er nog veel meer kinderen verdwenen waren, maar dat niet alle moeders zich bij de politie hadden durven melden.
Op 10 oktober 1904 werd Elisabeth Wiese schuldig bevonden aan vijf moorden, waaronder de moord op haar eigen kleinzoon, die postuum de naam Peter Berkefeld gekregen had.
De jury legde haar voor elk van de vijf moorden de doodstraf op, en twee jaar gevangenisstraf voor meineed en het prostitueren van haar eigen dochter. Van de moordpoging op haar echtgenoot werd ze vrijgesproken.
Op 2 februari 1905 werd het hoofd van Elisabeth Wiese, schurkeboef en Engelmacherin von St. Pauli, ’s morgens in de vroegte op de binnenplaats van de Dammtor-gevangenis op het hakblok gelegd, waar het om 8 uur vanaf rolde.
Bronnen en literatuur over Elisabeth Wiese
- Hugo Friedländer, Interessante Kriminal-Prozesse von kulturhistorischer Bedeutung, Band 1, 1910, S. 157–170, ‘Ein entmenschtes Weib. Die Engelmacherin Wiese‘. (Incl. verslagen uit de rechtbank.)
- Kathrin Hanke, Die Engelmacherin von St. Pauli, 2018
- Der Tag an dem… die Engelmacherin von St. Pauli geköpft wurde, aflevering #52 van de podcast Der Tag an dem… van MoPo.
- Lees hier deel 1 en deel 2 in mijn serie over Elisabeth Wiese nog een keer terug.
Meer over de geschiedenis van Hamburg kun je hier lezen, en voor meer true crime kun je hier terecht.